Menu
Geavanceerd zoeken

Kunnen sterven op de plaats waarvoor de patiënt gekozen heeft, is een indicator van de kwaliteit van de zorg aan het levenseinde. Huisartsen verkeren in een gunstige positie om zicht te krijgen op de plaats waar patiënten willen overlijden en om deze wens mee mogelijk te maken.

Deze studie wil het concept beschrijven van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel in de huisartsenpraktijk en de belangrijkste determinanten ervan identificeren. Het gaat om een kwalitatief onderzoek met 4 focusgroepen van 28 Nederlandstalige huisartsen.

Huisartsen hebben nood aan een onderbouwd en op de praktijk gericht zorgprogramma voor palliatieve patiënten. Op basis van het Engelse ‘Golden Standards Framework’ besloot de werkgroep Palliatieve zorg van Domus Medica hierover een project op te starten, dat resulteerde in het ‘Huisarts in Programma Palliatieve Zorg (HiPP). Dit programma wil mee bijdragen aan een verbetering van de organisatie en kwaliteit van de zorg tijdens de laatste levensfase, zowel voor de patiënt als zijn omgeving. Dit artikel is een samenvatting van het onderzoek in het kader van een master-na-masterthesis...

Vele collega’s zullen de uitdaging herkennen die ligt in de aanpak van patiënten met de problematieken zoals die in het artikel van S. Blancke over mindfulness en cognitieve gedragstherapie worden beschreven (zie blz. 137). Dat cognitieve gedragstherapie hier een therapeutisch antwoord kan zijn, is bemoedigend.

Mindfulness- en cognitieve gedragstherapeutische technieken kunnen de huisarts helpen in de begeleiding van patiënten die lijden aan chronische pijnen, depressie, vermoeidheid,… Milde open aandacht in een geduldige opbouwstrategie is daarbij een essentiële voorwaarde. De patiënt krijgt hierdoor de nodige ruimte om zich de technieken eigen te maken en er zelf op een creatieve en persoonlijke manier mee aan de slag te gaan. In dit artikel worden enkele leerpunten vanuit de cognitieve gedragstherapie en mindfulness toegelicht aan de hand van twee patiëntenverhalen.

Een gerandomiseerde, single blinde klinische trial had als doel de effectiviteit van vroege fysiotherapie in het verminderen van het risico op secundair lymfoedeem na chirurgie voor borstkanker uit te klaren.

De omvang van de met suïcide gerelateerde gezondheidsproblemen werd in het artikel ‘Suïcaal gedrag: Epidemiologie en risicofactoren’ van G. Portzky (Huisarts Nu 2010;39:12-20) uitvoerig besproken. In dit artikel willen we de taak van de huisarts met betrekking tot suïcidepreventie nader toelichten en de huisarts ondersteunen in het begeleiden van adolescenten, volwassenen en ouderen met suïcidale gedachten en van hun directe omgeving. Suïcidepreventie bij kinderen onder de 15 jaar vraagt een specialistische begeleiding en wordt hier niet behandeld. Voor de algemene aanpak van depressie wordt...

Met dit derde artikel in de reeks over suïcidepreventie willen we huisartsen een leidraad bieden om suïcidaliteit bij hun patiënten te detecteren en om het risico op effectief suïcidaal gedrag in te schatten. We beperken ons daarbij tot suïcidaliteit bij volwassenen en ouderen zonder ernstige psychotische stoornissen.

Om de associatie tussen de methode van een suïcidepoging en de daaropvolgende fatale suïcide te kennen, werd een cohortstudie uitgevoerd in Zweden bij personen tussen 21-31 jaar aan de hand van het nationaal register. In de periode 1973-1982 werden 48 649 personen opgenomen in het ziekenhuis na een suïcidepoging, van wie 83,8% na een suïcidepoging door vergiftiging.

Volgens recente gegevens zouden in Vlaanderen in 2007 22,6 mannen en 9,8 vrouwen per 100 000 inwoners suïcide gepleegd hebben.