Menu

Ouderen

Subklinische hypothyroïdie wordt gedefinieerd als de combinatie van een verhoogd TSH (thyroïdstimulerend hormoon) en een normaal T4. Het komt voor bij 8 tot 18% van de 65-plussers en frequenter bij vrouwen. Sommige patiënten ondervinden hiervan geen hinder, anderen klagen van vermoeidheid, depressieve klachten, cognitieve klachten, ...

Medicamenteuze therapietrouw wordt door de World Health Organization (WHO) gedefinieerd als een correcte inname van 80-120% van de medicatie gedurende een bepaald tijdsinterval. Bij ouderen, mensen van 65 jaar en ouder, stijgt therapieontrouw tot 50% afhankelijk van de context.
De WHO deelt de factoren die therapietrouw beïnvloeden, in volgens vijf grote dimensies: socio-economisch, gezondheidszorgsysteem en -organisatie, therapie-, ziekte- en patiëntgerelateerd. Volgens een systematische review van Yap et al. zijn er tachtig beïnvloedende factoren, ondergebracht in vijf categorieën: patiënt-, medicatie- en systeemgebonden factoren, factoren eigen aan de arts en een laatste groep van andere factoren.

Gezondheidsprofessionals benadrukken vaak de belangrijke rol die informele mantelzorgers opnemen om de kwetsbare oudere zolang mogelijk thuis te houden. De zorg voor een kwetsbare hulpbehoevende oudere kan echter een grote uitdaging betekenen, die bij de mantelzorger kan leiden tot lichamelijke en psychologische problemen, een financiële draaglast en sociaal isolement.
De meeste mantelzorgers zijn vrouwen, doorgaans dochters, schoondochters en echtgenotes. In de zorg voor ouderen kan het zijn dat volwassen kind-mantelzorgers meer stressoren ervaren dan partner-mantelzorgers. Vanwege hun leeftijd, meestal tussen 30 en 65 jaar, maken dochter-mantelzorgers vaak ook belangrijke levensgebeurtenissen mee: ze huwen, krijgen kinderen of kleinkinderen, zijn professioneel actief en zorgen tegelijkertijd voor een bejaarde ouder. Niet-inwonende dochters maken minder gebruik van bestaande diensten, in vergelijking met inwonende dochters, echtgenotes en andere familieleden.

De prevalentie van chronische nierinsufficiëntie (CNI) neemt toe met het ouder worden, tot ongeveer 10% op de leeftijd van 65 jaar en tot 60% bij personen van 80 jaar en ouder. CNI en vooral het eindstadium van de nierziekte (ESNZ) worden erkend als een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. De kosten per patiënt in dialyse lopen per jaar op tot meer dan 50 000 euro en er wordt meer dan 1% van het Belgische gezondheidszorgbudget aangewend om deze kosten te dekken. Daarnaast verhoogt CNI het risico op cardiovasculaire events en mortaliteit. Bovendien kunnen veel medicijnen niet worden gebruikt of moet hun dosering bij patiënten met CNI worden aangepast.

Stel dat je als huisarts op consult gaat bij een oudere patiënt met chronisch hartfalen omwille van oedeem in de onderste ledematen. Is er een verklaring voor deze opstoot? Welk diureticum start je best op? Krijgt de patiënt de correcte niet-medicamenteuze en medicamenteuze basisbehandeling voor zijn aandoening? Even het Formularium Ouderenzorg raadplegen via de computer of smartphone en je vindt meteen het antwoord op deze vragen.

Kwalitatief onderzoek naar voorschrijfgedrag door huisartsen

Het (chronisch) gebruik van antipsychotica bij bewoners in Belgische woonzorgcentra (WZC) ligt hoog. In het kader van het PHEBE-project vonden Azermai et al. dat ongeveer een op de drie bewoners (33%), ongeacht de aanwezigheid van dementie, een antipsychoticum toegediend kreeg.1 Bij 93% van hen was dit gebruik chronisch (= langer dan drie maanden). Ook uit cross-sectioneel onderzoek in Brugse woonzorgcentra bleek 29% van de bewoners antipsychotica te gebruiken.
Bij dementie worden antipsychotica voornamelijk aangewend om probleemgedrag aan te pakken. In de literatuur wordt dit probleemgedrag beschreven als Behavioral and Psychological Symptoms of Dementia (BPSD).

De auteurs van deze review identificeerden vijf belangrijke types van misbruik: fysiek misbruik, psychologisch of verbaal misbruik, seksueel misbruik, financieel misbruik en verwaarlozing of het gebrek om een afhankelijke bejaarde de nodige middelen te geven.

Met een nieuwe sensibiliseringscampagne richt het Vlaams expertisecentrum Alcohol- en andere Drugproblemen haar pijlen deze keer niet op de jongeren, maar op 55-plussers. Uit onderzoek blijkt dat vooral deze babyboomers een kwetsbare groep vormen voor problematisch alcoholgebruik.

Voorkamerfibrillatie is na extrasystole de meest voorkomende hartritmestoornis. De prevalentie van voorkamerfibrillatie neemt toe met de leeftijd: meer dan drie kwart van de patiënten met voorkamerfibrillatie is ouder dan 65 jaar. Op dit moment lijden meer dan 8,8 miljoen volwassenen in de Europese Unie aan voorkamerfibrillatie. Dit aantal wordt verwacht te verdubbelen in de volgende 50 jaar door de veroudering van onze populatie.

Het is gekend dat hypoglycemie vaker voorkomt bij ouderen en ook meer ernstige gevolgen kan hebben. Dat zijn de belangrijkste redenen waarom de streefglycemie bij een oudere populatie hoger ligt. Zeker bij ouderen met veel comorbiditeit is het belangrijk om de glycemie niet te scherp te regelen, omdat daar het verwachte voordeel van glycemieverlaging (verminderde kans op sterfte en op complicaties) kleiner is dan de verwachte nadelen.