Menu

Dit praktijkproject in de huisartsengroepspraktijk van Hoeilaart bevroeg in een eerste fase het rookgedrag van patiënten en paste overeenkomstig de WVVH-aanbeveling Stoppen met roken in een tweede fase rookstopbegeleiding via minimale interventie toe op patiënten in motivatiefase 3 volgens Prochaska en Di Clemente. Tijdens het project werden 697 patiënten geregistreerd, van wie 133 rokers. Eénentwintig rokers waren gemotiveerd om te stoppen.

De aanbeveling voor goede medische praktijkvoering Stoppen met roken van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (WVVH) adviseert de huisarts om het rookgedrag van iedere patiënt te noteren in het medisch dossier, de nicotineafhankelijkheid van rokers te bepalen aan de hand van de Fagerström-test, te peilen naar hun rookstopmotivatie en hulp aan te bieden bij een rookstoppoging. Deze studie ging na in hoeverre deze doelstellingen haalbaar zijn binnen het bestek van een normale raadpleging bij de Vlaamse huisarts. Uit de resultaten blijkt dat de deelnemende artsen erin slaagden...

Internet is een snelgroeiend medium en een bron van medische informatie voor artsen en patiënten. Maar is deze elektronische gezondheidsinformatie altijd even betrouwbaar en kwaliteitsvol? De auteurs gaan in deze literatuurstudie op zoek naar criteria die kunnen dienen om de kwaliteit van gezondheidsinformatie te beoordelen. Vermelding van auteur en provider en diens kwalificaties werd zowel door artsen als patiënten aangehaald als het belangrijkste criterium voor de betrouwbaarheid van de informatiebron.

In dit zesde artikel van de reeks over Intego analyseren de auteurs de incidentiegegevens van 1994 tot en met 2003 met betrekking tot acute urineweginfecties, met name cystitis, pyel(onefr)itis en urethritis. Opvallend zijn de duidelijke geslachtsverschillen tussen de verschillende aandoeningen: pyel(onefr)itis en cystitis komen significant meer voor bij vrouwen; urethritis komt significant meer voor bij mannen.

Hoewel er duidelijke evidentie bestaat over de behandelbaarheid van hypertensie, diabetes, hypercholesterolemie, roken en obesitas, blijken deze risicofactoren bij veel patiënten nog niet of onvoldoende gediagnosticeerd, of zelfs helemaal niet behandeld. Deze studie ging na welke interventies huisartsen uit Overijse, Hoeilaart en Merchtem doen bij patiënten tussen 45 en 64 jaar die consulteren voor een preventief cardiovasculair onderzoek. Iets meer dan de helft van de deelnemende patiënten blijkt van zijn arts een interventie te krijgen.

In 2002 stelde de Vlaamse overheid vijf gezondheidsdoelstellingen voorop. Anno 2005 wil de overheid weten of deze doelstellingen al dan niet bereikt zijn. Om dit te achterhalen, hebben we zogenaamde indicatoren van kwaliteit van preventieve zorg nodig. Maar waar halen we die zonder gegevensbronnen of georganiseerd meetsysteem? Uit zes aanbevelingen van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen werden criteria geselecteerd die geschikt werden geacht voor de constructie van kwaliteitsindicatoren. De onderzoekers legden ze voor aan een panel van huisartsen en experts.

Huisartsen worden aangespoord om de kwaliteit van hun klinisch handelen te verbeteren. Om dit te realiseren laten ze zich leiden door wat aan wetenschappelijk onderzoek voorhanden is. Het huidige onderzoeksaanbod kent echter zijn beperkingen; het geeft huisartsen vaak geen antwoorden op typische eerstelijnsvragen. Onderzoek dat bruikbaar is in de eerste lijn moet meer holistisch zijn en rekening houden met medische, contextuele en beleidsgebonden evidentie. Dit veronderstelt een aanpak met verschillende transdisciplinaire en participerende methodes, zodat de vergaarde kennis op een juiste...

Dit vijfde artikel van de Intego-reeks bespreekt de incidentiegegevens van herpes zoster over een periode van tien jaar en vergelijkt ze met de registratiegegevens van collega Jef De Loof. Daar waar Intego een stabiele incidentie van herpes zoster doorheen de jaren vindt, tonen de incidentiecijfers tussen 1967 en 2000 van collega De Loof een duidelijke toename van herpes zoster in de loop der jaren.

Klachten van rhinosinusitis komen frequent voor in de ambulante praktijk 1 en worden bij meer dan de helft van de patiënten behandeld met antibiotica 2. Uit studies blijkt echter dat de meeste patiënten hier weinig baat bij hebben. Antibiotica kunnen daarentegen wel leiden tot nevenwerkingen, nutteloze kosten voor patiënt en maatschappij en het ontstaan van resistentie. Met deze aanbeveling willen we bereiken dat artsen bij patiënten met acute rhinosinusitis in de ambulante praktijk minder antibiotica voorschrijven en antibiotica kiezen met een beter werkingsspectrum.

Het klinische beeld van een urogenitale chlamydia-infectie is allesbehalve indrukwekkend of specifiek. Toch geeft deze infectie aanleiding tot een aantal ernstige complicaties. Het is dus belangrijk om vrouwen met een chlamydia-infectie tijdig op te sporen en te behandelen. Hoe kan dit op een adequate manier in de huisartsenpraktijk worden aangepakt? Dit behandelt Veronique Verhoeven in haar doctoraal proefschrift. Dirk Avonts levert hierop commentaar.