Menu

De therapietrouw van patiënten met een chronische aandoening is doorgaans laag. Zo ook bij diabetes type 2. Bestaan er efficiënte interventies om de therapietrouw bij diabetes type 2 te verhogen? Dit werd onderzocht in een Cochrane review, waarvan we hier een samenvatting publiceren.

In de regio Aalst loopt in het kader van het Koninklijk Besluit van 22 juni 2001 een diabetesproject dat wil nagaan of het haalbaar en effectief is om via een bottom-up methode een model van gedeelde diabeteszorg te ontwikkelen. Op basis van een vragenlijst werd eerst de huidige zorgverlening in kaart gebracht. Hierover werd vervolgens gedebatteerd in intradisciplinaire en interdisciplinaire werkgroepen. Vertrekkende van de knelpunten en de suggesties om ze op te lossen, werden adviezen geformuleerd.

Met het oog op een betere kostenefficiëntie en een beheersbaar budget, erkent de overheid het belang van de coördinerende rol van de huisarts bij chronische aandoeningen. Daarom stimuleert ze via het Koninklijk Besluit van 22 juni 2001 experimentele projecten van geïntegreerde en gedeelde zorg onder verantwoordelijkheid van huisartsen. Bij de ontwikkeling en implementatie van een nieuw zorgmodel is het belangrijk om de visie te kennen van belangengroepen of stakeholders. Dit interuniversitair project hield een bevraging bij achttien belanghebbende organisaties betrokken bij de diabeteszorg in...

Sinds meer dan anderhalf jaar is in de zorg voor diabetespatiënten een zeer praktisch instrument beschikbaar: de diabetespas. Deze pas zou de patiënt toelaten zelf zijn persoonlijke doelstellingen bespreekbaar te maken met de huisarts, die met hem het noodzakelijke zorgtraject beter zou kunnen uittekenen. Daarnaast zou de diabetespas de samenwerking tussen de verschillende zorgverleners in eerste en tweede lijn verbeteren. We kunnen ons afvragen in welke mate de diabetespas vandaag in de diabeteszorg wordt gebruikt en of de zorg daardoor is verbeterd. De auteurs interpelleerden de...

De onlangs verschenen aanbeveling over diabetes mellitus type 2 is een zeer lijvig document geworden. Ongetwijfeld een voortreffelijk referentiedocument, maar de huisarts heeft er een hele kluif aan.

Hoe is de diabetesconventie ontstaan? Welke weg heeft ze tot op de dag van vandaag afgelegd? En waarom heeft ze aanleiding gegeven tot groeiende onvrede tussen eerste en tweede lijn? Twee endocrinologen schetsen voor u de geschiedenis en de geest van de diabetesconventie. Ze pleiten voor het voortbestaan van de conventie, maar geven toe dat er bijsturing nodig is. Vorig jaar zijn er voorstellen geformuleerd om de huisarts, met steun van de endocrinoloog, een coördinerende rol te laten opnemen in de zorg voor diabetes type 2-patiënten. Maar waar staan we nu?

Als het woord ‘diabetesconventie’ valt, fronst menig huisarts de wenkbrauwen. Wat betekent deze conventie immers voor hem? Laat hij zich hierdoor niet de kaas van het brood halen? De conventiecentra in de ziekenhuizen, die aanvankelijk alleen de zorg voor diabetes type 1-patiënten op zich namen, gingen in de loop der jaren steeds meer de zorg van type 2-patiënten coördineren. De huisartsen waren hier niet blij mee. Bovendien is de inhoud van de conventie hen niet erg duidelijk. En vermits onbekend onbemind maakt, vormt dit themanummer het moment bij uitstek om hier wat duidelijkheid in te...

Therapietrouw, kwalitatief onderzoek en de synthese van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksgegevens zijn de rode draad doorheen het doctoraal proefschrift van Etienne Vermeire. Het wordt hier becommentarieerd door professor Joost Weyler van de vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde van de Universiteit Antwerpen.

Cardiovasculaire aandoeningen zorgen de laatste jaren voor een toename in morbiditeit en mortaliteit. Met de vergrijzing van de bevolking ziet het er bovendien naar uit dat hier weinig verandering in zal komen. Daarom zullen huisartsen almaar meer aan cardiovasculaire preventie moeten doen. Eén van de voorwaarden voor een beter preventief beleid is dat de cardiovasculaire risicofactoren duidelijk worden geregistreerd in het EMD. Dit praktijkproject onderzocht in drie praktijken of dit correct en consequent gebeurt.

Drie studies deden de afgelopen jaren de bestaande kennis over hormonale subsitutietherapie op haar grondvesten daveren. Uit deze studies bleek namelijk dat het gebruik van hormoonmedicatie tijdens de menopauze niet zonder gevaar was. Tot op heden blijft de situatie onduidelijk, zowel voor artsen als hun patiënten. Dit was voor de artsen van groepspraktijk Koraalberg te Antwerpen de aanleiding om te onderzoeken hoe zij vrouwen met menopauzale klachten op een wetenschappelijk onderbouwde manier kunnen helpen om een verantwoorde keuze te maken inzake hormonale substitutie.