Menu

Wat is de incidentie van hersentrauma’s in de huisartsenpraktijk? Hoe ernstig zijn ze, spelen leeftijd en geslacht een rol? En zijn er seizoensverschillen? Volgens de gegevens van de Intego-databank worden in de huisartsenpraktijk vooral milde hersentrauma’s gezien en dit hoofdzakelijk bij jongvolwassen mannen. Een relatief hoge incidentie van ernstige hersenletsels werd meer bij jonge kinderen vastgesteld.

De communicatie tussen arts en patiënt verloopt bij lichamelijk onbegrepen klachten niet altijd even vlot. Soms heeft de arts het moeilijk om de patiënt met zijn klachten te blijven accepteren. Of de geruststelling door de huisarts heeft een omgekeerd effect en de patiënt verlaat de praktijk eerder ontevreden dan opgelucht. In het reattributiemodel leren huisarts en patiënt de klachten nauwkeuriger te omschrijven, te verbreden en samen een haalbare oplossing te zoeken. Dit model wordt toegelicht aan de hand van de casus van een vrouw met onverklaarde spierpijnen.

Een vanuit wetenschappelijk oogpunt uitmuntend proefschrift, luidt de mening van professor Aertgeerts over het ook in de vakliteratuur opgemerkte onderzoek van Catharina Matheï naar de epidemiologie van hepatitis C onder druggebruikers. Of de discussiepunten die hij bij deze studie aanstipt voldoende weerklank vonden in het antwoord van de onderzoekster, laten we over aan de beoordeling van de lezer.

Van 737 patiënten die werden behandeld met orale anticoagulantia werden in deze retrospectieve analyse de INR-waarden bepaald. Omdat behandeling met orale anticoagulantia bepaalde risico’s inhoudt, wilde men het verband nagaan tussen het optreden van incidenten en het voorkomen van perifeer vasculaire aandoeningen. Uit de proportie van de tijd dat de INR-waarden binnen de vooraf bepaalde therapeutische range vielen, bleek er grote variantie te bestaan tussen de verschillende huisartsenpraktijken. En dit terwijl met de toenemende vergrijzing orale anticoagulatietherapie meer aandacht verdient.

In dit vierde artikel in de reeks door ESAC gepubliceerde onderzoeken [zie ook Huisarts Nu nummer 10 (2006) en nummers 2 en 3 (2007)] wordt het gebruik van macroliden, lincosamiden en streptogramines (MLS) in de Europese huisartsenpraktijken vergeleken. Bij gebrek aan een officiële classificatie werden de MLS ingedeeld volgens hun plasma-eliminatiehalfwaardetijd. Hiermee konden de verschillen in voorschrijfgedrag en de seizoensvariatie gedetailleerder beschreven worden dan met enige andere classificatie.

Huisartsen zijn beroepshalve weinig vatbaar voor griepinfecties. Heeft de jaarlijkse griepprik voor hen dan nog zin? Dit is het eerste onderzoek dat onder huisartsen werd gehouden naar het effect van influenzavaccinatie op serumantilichaamtiters. Tussen de groep gevaccineerde en de groep niet-gevaccineerde artsen bleken significante verschillen ten aanzien van de seroprotectieratio. Gezondheidswerkers in het algemeen wanen zich immuun en vinden het vaak niet nodig om zich te laten inenten. Onterecht, zo blijkt uit deze studie.

In dit praktijkproject werd nagegaan in welke mate een gestandaardiseerde verwijsbrief invloed heeft op de kwaliteit van het verwijsproces. Vijf artsen stelden een op richtlijnen en consensus gebaseerde en toch flexibele sjabloon voor verwijsbrief op. Na twee maanden werd nagegaan of het werken met deze sjabloon resulteerde in betere verwijsbrieven. Men vergeleek hiertoe willekeurige verwijsbrieven uit het dossiersysteem vóór en na de introductie van de sjabloon. Op sommige, hoewel niet alle, punten kon een aanzienlijke verbetering worden vastgesteld.

In vorig nummer van Huisarts Nu werd reeds in twee artikels ingegaan op het belang van goede verwijsbrieven. Daarin werden verwijzingen naar de dienst spoedgevallen en verwijzingen van palliatieve patiënten besproken. In dit onderzoek werd nagegaan wat nu de richtlijnen zijn voor het opstellen van een goede verwijsbrief. Zo blijkt een standaardverwijsbrief zijn voordelen te hebben. Alleen moet er consensus zijn over de inhoud: welke informatie is belangrijk en wat kan eventueel worden weggelaten.

'Indrukwekkend', zo kwalificeert Dirk Avonts het proefschrift van Ann Van den Bruel over het in de eerste lijn signaleren van ernstige infecties bij kinderen in Vlaanderen. Op zijn twee bedenkingen, namelijk te ruraal en te westers gekleurd, vroegen wij de onderzoekster zelf te reageren. En dat deed ze uitgebreid en 'to the point'.

Dit is het derde artikel in de reeks door ESAC gepubliceerde onderzoeken [zie ook Huisarts Nu nummer 10 (2006) en nummer 2 (2007)]. Dankzij de nieuwe WHO-classificatie van de cefalosporines in vier generaties kon het gebruik meer in detail worden beschreven. Alhoewel er extreme verschillen zijn tussen het gebruik van de vier generaties en tussen het gebruik in de landen onderling, bleken de cefalosporines van de tweede generatie de meest gebruikte subklasse te zijn. Ook is er naast opmerkelijke seizoensvariaties, een verschuiving naar het gebruik van nieuwere breedspectrumcefalosporines.