Menu

Op algemene aanvraag krijgt de rubriek “Huisartsen Praktijk” dit jaar wat meer aandacht. Het VHI-VHNI-project “Omgaan met seksualiteit en anticonceptie" stelt maandelijks met de hulp van verschillende auteurs een casus voor, waarbij de lezer zijn houding tegenover problemen in verband met seksualiteit, anticonceptie en soa kan bepalen. Een tweede reeks, de kennistoets, brengt in elk nummer enkele praktische weetjes. Test uzelf en vindt de antwoorden op blz. 27 en 28.

Dit is het eerste nummer van de vijfentwintigste jaargang van Huisarts Nu. Een mooie prestatie als je weet dat dit het resultaat is van veel vrijwilligerswerk. Drie jaar terug gaf de WVVH de aanzet voor een noodzakelijke professionalisering van de redactie. Alle redacteurs hebben intussen via verschillende kanalen voldoende kennis in de vingers en begeleiden op een actieve manier de auteurs, wat de kwaliteit van de gepubliceerde stukken zeker ten goede komt.

Aan alles komt een eind, zo ook aan de rubriek "Dermatologische vraagstellingen". De reeks wordt afgesloten met een heuse toets. Uit de voorbije reeks werd een foto gekozen, hieraan een ziektegeschiedenis gekoppeld en dit als diagnostisch probleem voorgelegd. De oplossin­gen zijn in Het volgende nummer terug te vinden. Collega's die snel reage­ren, kunnen misschien nog enkele accrediteringspunten samen sprokkelen. In elk geval wordt gezocht naar een systeem om het lezen van vaklitera­tuur vanuit het accrediteringssysteem te laten waarderen.

Hoe schrijven artsen diëten voor? Dat was het uitgangspunt van een onderzoek bij zowel huisartsen, internisten als universitair gebonden specialisten. Aan de hand van een vragenlijst, "papieren patiënten" en een analyse van verwijsbrieven naar diëtisten kon het doel, de frequentie en de wijze van voorschrijven worden nagegaan. Hieruit bleek dat de informatie naar diëtisten vaak erg gering is. Zo moeten ze dikwijls zelf uitzoeken welk type diabetes de arts bedoelt bij het voorschrijven van een diabetes-dieet.

Algemeen wordt aangenomen dat de vertrouwelijke band tussen huisarts en patiënt de bloeddrukmeting gunstig beïnvloedt. Bij patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie (ISH) lijkt deze stelling niet op te gaan: volgens een onderzoek in een huisartsenpraktijk ligt hun conventionele systolische bloeddruk gemiddeld 30 mmHG hoger dan de corresponderende ambulante meting. Hoe kan dit grote verschil tussen beide meettechnieken worden verklaard? Ligt het zogenaamde "witte-jas-effect" mee aan de basis? Alleszins is meer onderzoek nodig, zodat de huisarts weet wat hij meet en hoe hij verder moet...

Autisme is een vrij goed gekende stoornis. Dit geldt in veel mindere mate voor de "aan autisme verwante contactstoornis" die nochtans twee- tot driemaal meer voorkomt. In dit artikel wordt aan de hand van twee casussen het klinisch beeld geschetst, zoals de huisarts ermee ge­confronteerd kan worden. De gedragsmoeilijkheden en specifieke opvoe­dingsproblemen van kinderen met een "aan autisme verwante contact­stoornis" kunnen zo ernstig zijn dat een vroegtijdige herkenning, door­verwijzing naar een kinderpsychiater en gerichte begeleiding van kind en gezin zijn aangewezen.

Dermatologische problemen komen frequent voor in de huisartsenpraktijk: zo'n 10 à 12% van de consultaties heeft hierop betrekking. Om bij te dragen tot een permanente navorming op dit vlak, werd deze rubriek rond de diagnostiek van huidproblemen opgestart. "Blaren" is intussen de vijftiende dermatologische vraagstelling in de reeks.

Met de ontdekking van resistentie aan geactiveerd proteïne C (RAPC) kan tot 50% van de onopgeloste diepe veneuze trombosen worden verklaard. Deze ontdekking heeft een belangrijke klinische implicatie hij het al dan niet voorschrijven van contraceptieve medicatie. Het trombose-risico bij patiënten met een familiale anamnese van stol­lingsstoornissen kan beter geobjectiveerd worden.

Op een probleemgeoriënteerd aanvraagformulier voor laboratoriumtesten worden voor courante diagnostische problemen de wetenschappelijk meest adequate testen vermeld met de volgorde waarin ze het best worden uitgevoerd. Op die manier wordt een meer ra­tioneel, medisch-besliskundig onderbouwd en stapsgewijs gebruik van la­boratoriumtesten beoogd. Een dergelijk formulier vestigt de aandacht van de aanvrager op (het gebrek aan) de wetenschappelijke fundering van het gebruik van bepaalde testen en doorbreekt het routinegewijs aanvragen van vaste combinaties.

De Vlaamse huisarts wordt de laatste maanden meer en meer geconfronteerd met allerhande termen over de kwaliteit van de zorgen en kwaliteitsbevordering. De huidige accreditering dreigt deze begrippen in een slecht daglicht te plaatsen, waardoor de huisartsen ook terughoudend tegenover een door henzelf uitgewerkt kwaliteits­bevorderingssysteem zouden kunnen staan. Het is daarom nuttig een overzicht te maken van de concrete werkwijzen en middelen die de huisarts toelaten om op een continue wijze bezig te zijn met het verbeteren en/of bewaken van de kwaliteit van zijn werk.