Menu

De gezondheidszorg in België kenmerkt zich door enerzijds een hoge kwaliteit en anderzijds een voortdurend stijgen de kostprijs. Kostenbewustzijn is dan ook een ingeburgerde term in de gezondheidszorg geworden. De vraag naar een betere kwaliteit van de zorg en een doelmatiger gebruik en een betere allocatie van de middelen wordt explicieter. De gemeenschap verwacht een behoud van de solidariteit, de algemene toegankelijkheid, de billijkheid en de betaalbaarheid van het zorgsysteem . Een bruikbaar efficiëntieconcept houdt hiermee rekening alsook met een aantal sleutelbegrippen voor de toekomst...

Evidence based medicine wordt een standaard voor de goede klinische praktijkvoering. Hoewel de huisartsgeneeskunde niet aan deze evolutie kan ontsnappen, is het zo dat huisartsen in een specifiek gezondheidskader werken. Zij worden frequenter geconfronteerd met ziektebeelden dan met ziekten en krijgen vaker klachten op de raadpleging te horen dan duidelijk gedefinieerde symptomen. De vraag rijst dan ook of het klinisch beleid van de huisarts wel kan worden vergeleken met de aanpak op de tweede lijn. Zijn de evidence based klinische aanbevelingen wel geschikt voor dagelijks gebruik in de...

Bij 851 Marokkaanse en 980 Turkse patiënten werd de relatie tussen religositeit, zorgvraag en gezondheidsgedrag onderzocht. Aan dit onderzoek namen 24 huisartsen deel. Bijna 90% van de onderzochte groep werd als sterk religieus ingeschat. Deze sterk religieuze patiënten vertoonden minder verslavings- en sociale problemen. Er werd ook een belangrijke associatie vastgesteld tussen religiositeit en risicofactoren. Gelovigen hielden er een gezondere levenswijze op na; zij aten gezonder en rookten beduidend minder. In de praktijk en ook bij wetenschappelijk onderzoek is het dus van belang met de...

Perifeer arterieel lijden is een belangrijk huisartsgeneeskundig probleem. De huisarts kan dit met eenvoudige middelen diagnosticeren en behandelen. Met het Doppleronderzoek is het mogelijk het perifeer arterieel lijden te objectiveren en het beloop te volgen. Op basis van de anamnese kan de huisarts uitmaken welke patiënten tot stadium I en II behoren en deze kan hij/zij zelf behandelen. Patiënten in stadium III en IV zal de huisarts doorverwijzen naar de vaatchirurg. De verschillende stappen in dit diagnostisch proces worden hier aan de hand van een casus geïllustreerd.

Heel wat clinici voelen zich spontaan aangesproken door de filosofie van evidence based medicine (EBM). EBM is intellectueel uitdagend en het vooruitzicht (de illusie?) om met minder onzekerheden te moeten werken, is aanlokkelijk. Anderen zijn sceptisch: is het wel zo vanzelfsprekend om gegevens die voortkomen uit observaties van groepen gezonde personen of patiënten toe te passen op individuele patiënten? Veel clinici en vooral huisartsen ervaren intuïtief dat hier een belangrijk spanningsveld ligt.

Seksuele activiteit betekent voor de man een matige fysieke inspanning. Wil men een therapie met sildenafil (Viagra) opstarten, moet men zich bijgevolg de vraag stellen of de patiënt veilig een fysieke activiteit mag uitvoeren. In geval van vasculair lijden is het daarom nuttig om patiënten een inspanningstest te laten verrichten. Patiënten die geen fysieke activiteit mogen verrichten, bijvoorbeeld omwille van ernstig hartfalen, mogen geen sildenafil gebruiken. Een formele contra-indicatie voor het gebruik van sildenafil zijn ook alle nitraatpreparaten en producten die molsidomine bevatten.

Angstklachten worden in de regel door de huisarts zelf behandeld. Vaak volstaat het de patiënt gerust te stellen en adviezen te geven. Bij angststoornissen daarentegen zal deze aanpak niet tot het gewenste resultaat leiden. Sommige huisartsen hebben dan de neiging de behandeling te beperken tot medicamenteuze interventies. Nochtans wordt steeds vaker gerefereerd naar het belang van niet-medicamenteuze aspecten in de behandeling van angst. In dit verband wordt vooral veel heil verwacht van de cognitieve gedragstherapie. Op deze therapie wordt in dit artikel dieper ingegaan en wordt ook een...

Preventie is een vast onderdeel geworden van de praktijkvoering van de meeste Nederlandse huisartsen. Sinds de start van het LHV/NHG-project "Preventie: maatwerk" eind 1995 doen steeds meer huisartsen aan programmatische preventie. Dit artikel gaat in op de inhoudelijke en praktijkorganisatorische voorwaarden voor preventie in de huisartspraktijk en op de implementatiestrategie. Ter illustratie van de methodiek van "programmatische preventie" wordt dieper ingegaan op de organisatie en uitvoering van de influenzavaccinatie.

Sinds mei 1999 kan de huisarts dankzij de invoering van het Algemeen Medisch Dossier patiënten persoonlijk en schriftelijk uitnodigen om deel te nemen aan preventieactiviteiten, zoals de jaarlijkse influenzavaccinatie. Volgens de literatuur zou het persoonlijk aanschrijven leiden tot een groter bereik van de doelgroep. Om dit na te gaan deed een huisartspraktijk een onderzoek naar de invloed van het persoonlijk aanschrijven op de vaccinatiegraad bij haar patiënten boven 65 jaar en patiënten tussen 60 en 65 jaar met verhoogd risico op complicaties. In totaal werden 113 patiënten geselecteerd...

Fysiek en seksueel geweld zijn niet alleen strafbaar, ze vormen in de eerste plaats een zware inbreuk op het recht op fysieke en seksuele integriteit van ieder individu. Het is zowel voor het slachtoffer als voor de maatschappij belangrijk dat een schending van deze rechten wordt vastgesteld. Slachtoffers van deze feiten hebben recht op hulpverlening en juridische bescherming. Hierin spelen ook artsen een belangrijke rol: naast eerste opvang, geneeskundige zorgen en goede doorverwijzing, spelen artsen een vaak cruciale rol in het verzamelen van bewijsmateriaal in verband met seksuele...