Menu

De vorige aanbeveling over de aanpak van hypertensie door de huisarts dateert van oktober 2003. Volgens de vastgestelde procedure wordt elke aanbeveling binnen de vijf jaar na publicatie volledig herzien. De redenen voor deze herziening zijn velerlei. Zo bleken enkele topics in de aanbeveling uit 2003 niet meer voldoende onderbouwd te zijn met recente literatuurgegevens. Dit was het geval voor de hoofdstukken over follow-up, implementatie, bloeddrukmeting, secundaire hypertensie, behandeling met calciumantagonisten en angiotensine-2-antagonisten.

Hoewel iedereen vindt dat educatie een essentieel onderdeel is van de diabeteszorg, moet nog steeds uitgeklaard worden hoe effectief educatieve interventies zijn voor de therapietrouw, en hoe de relatie is tussen therapietrouw en de klinische uitkomsten. Ook moet de efficiëntie van de diverse educatieve interventies, zoals educatie in groep of op afstand en het gebruik van nieuwe informaticatechnologie grondiger worden onderzocht. Hierbij mag de economische evaluatie niet worden vergeten.

Over de emotionele impact van euthanasie op artsen is nog weinig gekend. Dit kwalitatief onderzoek interviewde een aantal Nederlandse artsen, uit verschillende leeftijdsgroepen, over hun vaak tegenstrijdige gevoelens. Vooral oudere artsen beslisten op basis van hun ervaring terughoudender te zijn of zelfs geen euthanasie meer uit te voeren. Hun inzichten kunnen jongere artsen helpen om hun eigen noden en gevoelens beter te herkennen en duidelijker hun grenzen te stellen.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.

In de aanbeveling ‘Gebruik van medicatie bij urgenties’ (zie blz. 472) wordt voor het eerst met het GRADE-systeem gewerkt. Dit nieuwe systeem, gebaseerd op conclusies van de internationale GRADE-werkgroep, maakt het mogelijk om ook de sterkte (of zwakte) van een aanbeveling aan te duiden. In combinatie met de vroegere niveaus van bewijskracht, gebaseerd op onder meer het type studie en de kwaliteit ervan, krijgen artsen hiermee duidelijkere richtlijnen voor de praktijk.

Niemand zal eraan twijfelen dat diabetes een belangrijk domein is binnen de geneeskunde, en zeker ook voor de huisartsengeneeskunde. Er is allereerst de wereldwijd stijgende prevalentie van diabetes en daarnaast vindt de laatste jaren een belangrijke verschuiving plaats van de tweede lijn naar de eerste lijn in de zorg aan personen met diabetes.

Het Diabetesproject Aalst heeft samen met de zorgverleners uit de regio een zorgprogramma voor diabetes type 2 in de eerste lijn ontwikkeld op basis van het Chronic Care Model (zie Huisarts Nu 2008;37:76-81). In dit tweede deel wordt onderzocht welke factoren de implementatie van dit zorgprogramma bevorderd dan wel belemmerd hebben. Op basis van deze analyse kunnen duidelijke adviezen naar het beleid geformuleerd worden om de chronische zorgverlening in de eerste lijn beter te organiseren.

Aanbevelingen voor goede medische praktijk zijn richtinggevend als ondersteuning en houvast bij het nemen van diagnostische of therapeutische beslissingen in de huisartsengeneeskunde. Zij vatten voor de huisarts samen wat voor de gemiddelde patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is. Daarnaast is er de agenda van de patiënt, die een gelijkwaardige partner is bij het nemen van beslissingen. Daarom verheldert de huisarts de vraag van de patiënt door een gepaste communicatie en geeft informatie over alle aspecten van de mogelijke beleidsopties. Het kan dus voorkomen dat huisarts en...

Dit onderzoek gaat na of niet-medische factoren een rol spelen bij het voorschrijven van antibiotica bij acute hoest. Zo blijkt de vraag van de patiënt naar antibiotica zoals gepercipieerd door de huisarts, het voorschrijfgedrag te beïnvloeden, zeker bij een normale longauscultatie. Aanbevelingen voor een goed gebruik van antibiotica in de huisartsenpraktijk zullen met niet-medische factoren moeten rekening houden.

In dit deelonderzoek in Antwerpse huisartsenpraktijken werd nagegaan wie de noodpil gebruikt en waarom. Noodpilgebruiksters bleken een heterogene groep te zijn wat leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit betreft. Wel was er een duidelijke associatie tussen noodpilgebruik en een chlamydia-infectie. Het lijkt erop dat vrouwen die in het verleden onveilig vrijgedrag vertoonden, dit blijven doen en daarmee een verhoogd risico op een soa lopen. Er is dus ook nood aan een goede counseling door de huisarts over contraceptie en preventie van soa.