Menu

Deze tekst is gebaseerd op een technisch document van de International Atomic Energy Agency (Wenen, 1986): What the general practitioner (MD) should know about medical handling of overexposed individuals. Ongevallen in de nucleaire sector, maar ook tijdens radiotherapie of transport van radioactieve stoffen, kunnen radioactieve straling doen vrijkomen. Algemeen genomen kan men de ongevallen als volgt indelen: — algemene uitwendige bestraling van het lichaam, — uitwendige bestraling van een deel van het lichaam, — contaminatie of radioactieve besmetting — uitwendig op de huid of inwendig na...

Dit is het eerste artikel van ons dossier over nucleaire rampen. Om de materie zo duidelijk mogelijk te benaderen, hebben we gemeend de basisgegevens — eenheden en definities — in verband met radioactieve straling vooraf eens op een rijtje te moeten zetten. Dit is dus de grondlaag voorde verdere analyses. De lezer zal in dit artikel trouwens een kaderstukje vinden waarin alle gegevens nog eens overzichtelijk en schematisch bij elkaar staan; het dient om uitgeknipt, op een stukje karton gekleefd en doorheen deze dossier-HANU meegedragen te worden.

In het eerste artikel van onze reeks over medische statistiek en wetenschappelijke rapportering hebben we de omzetting behandeld van de waarnemingsuitkomsten statistisch onderzoek in een grafische voorstelling (blokdiagram, staafdiagram, histogram,...). Voor continue kwantitatieve kenmerken (zoals b.v. lichaamslengte, waarbij in principe elke waarde tussen 0 en oneindig als waarnemingsuitkomst kan voorkomen) zal een indeling in klassen een winst aan overzichtelijkheid bieden, maar een verlies aan informatie. Inderdaad, indien we lengte in klassen van 4 cm verdelen, dan zullen b.v. 164.3 cm en...

Het risico dat het leefmilieu door lood besmet geraakt, wordt eigenlijk pas sinds de jaren zestig erkend als een uitgebreid probleem van de openbare gezondheid. Tot dan toe werd loodintoxicatie meer beschouwd als een toevallig gebeuren bij kinderen met pica-gewoonten (zie kadertje) of als beroepsziekte bij bepaalde arbeiders in de loodindustrie. Een steekproef in de Verenigde Staten wees echter uit dat tussen 1976 en 1980 vier percent van de kinderen van jonger dan vijfjaar aan loodvergiftiging leden elf percent van de zwarte en twee percent van de blanke kinderen. Wanneer het loodgehalte in...

In deze vierde bijdrage over praktische statistiek voor de huisarts gaan we achter de schermen kijken van onze spontane waarneming als huisarts. Iedereen heeft wel eens het gevoel: «Hé, dat is nu al het derde geval in één week tijd; is dat toevallig of zit er meer achter?» Met wat redeneren en enkele eenvoudige wiskundige begrippen kunnen we deze spontane waarneming toetsen via kansrekeningen uitvissen hoe «uitzonderlijk » onze waarneming wel is.

Op het einde van het eerste artikel in deze reeks kwamen we tot het beschrijven van een figuur die de lichaamslengte weergaf van 85 twintigjarige personen. Een gewone tabel met willekeurig de verschillende lengtes in centimeters gaf ons weinig overzicht. Door enkele eenvoudige schikkingen konden we de verschillende lichaamslengtes groeperen en grafisch weergeven in een histogram (FIGUUR 1). Dit histogram is opgesteld door de lichaamslengtes van 85 willekeurig gekozen twintigjarigen (een steekproef van 85mannen) te selecteren uit de totale groep twintigjarige mannen (de populatie van mannen)...

Een registratiestudie in Hong-Kong gedurende vier maanden (tussen 1 juni en 30 november 1986) leverde een vergelijkbare prevalentie op van mineure aandoeningen bij de huisarts (61 %) als een registratie in Groot-Brittannië (65 %).

Gezondheidszorg voor adolescenten is een niet zo eenvoudige zaak. Zowel de adolescent als de hulpverlener hebben er meer dan eens problemen mee.

Seksueel overdraagbare aandoeningen zijn een belangrijk medisch probleem bij adolescenten. Een aandachtige huisarts kan vaak de problemen herkennen of opsporen voor er complicaties optreden. Vooral het vaak toevallige seksuele contact dat jongeren met elkaar hebben, is hierbij een storende factor. Het is daarom bovendien belangrijk de partner te betrekken bij de behandeling van een patiënt(e).

Bij het begin van het bevolkingsonderzoek naar cervixcarcinoom werd geadviseerd bij vrouwen van 35 jaar en ouder twee- tot driejaarlijks een uitstrijkje van de cervix te maken. Men wil op die manier cervixcarcinoom in een vroeg stadium opsporen, zodat een curatieve behandeling mogelijk is. Hierbij ging men uit van de veronderstelling dat maligne afwijkingen van het epitheel van de baarmoederhals pas vanaf het 35ste jaar optreden. Verschillende onderzoekers wijzen evenwel op het bestaan van maligne en premaligne cervixafwijkingen bij vrouwen die jonger zijn dan 30.